Jaarplan 2014/Toelichting begroting ivm Richtlijn 650

Uit Wikimedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Achtergrond

De opstelling van de begroting en jaarrekening in overeenstemming met Richtlijn 650 van de Raad voor de Jaarverslaggeving (voor fondsenwervende instellingen) was een van de eisen die is verbonden aan de verlening van het CBF-certificaat voor kleine goede doelen. In de loop van dit jaar hebben wij echter de aanvraag voor het CBF-certificaat ingetrokken, omdat er op dit moment geen uitzicht is op daadwerkelijke verlening van dat certificaat. Een van de belangrijkste redenen daarvoor is dat het overgrote deel van de fondsenwerving onder de vlag van 'Wikimedia' in Nederland niet door de Vereniging Wikimedia Nederland (WMNL) wordt uitgevoerd, maar door de Wikimedia Foundation. Dit zou mogelijk naamsverwarring opleveren tussen een CBF-gecertificeerde en niet-gecertificeerde instelling. Een verlening van het CBF-certificaat is dan ook pas aan de orde als er daadwerkelijk uitzicht op zou zijn dat WMNL (opnieuw) het grootste deel van de fondsenwerving in Nederland voor haar rekening neemt. Dat is in ieder geval tot 2016 niet aan de orde: pas dan wil de Wikimedia Foundation weer in overweging nemen landelijke verenigingen ('chapters') de werving van gelden via de Wikimedia-websites te laten uitvoeren (met uitzondering van enkele verenigingen die dit om uiteenlopende redenen ook nu nog steeds doen). De indeling volgens richtlijn 650 hebben wij niettemin gehandhaafd, in ieder geval tot in 2015 door WMNL een besluit is genomen over de wenselijkheid en uitvoerbaarheid van (wederom) zelf uitvoeren van de fondsenwerving voor de Wikimedia-beweging in Nederland. Dat voorkomt dat we meermalen van indeling moeten veranderen als WMNL besluit deze fondsen weer zelf te willen gaan werven en de Wikimedia Foundation dat weer toestaat.

Reserves

In overeenstemming met de statuten, en in het bijzonder met de overeenkomst die WMNL heeft met de Wikimedia Foundation (WMF) bedraagt de algemene reserve (continuiteitsreserve) in beginsel aan het einde van het boekjaar niet meer dan circa 6 maanden aan operationele kosten. Op dit moment zijn er daarnaast geen andere reserves of bestemmingsfondsen voorzien.

Personeelskosten

Kosten voor personeel omvatten loon, sociale premies en werkgeverslasten, en in voorkomende gevallen een vergoeding voor woon-werkverkeer met het openbaar vervoer. Daarnaast kunnen werknemers op declaratiebasis een vergoeding krijgen van in de uitoefening van hun functie gemaakte kosten ten behoeve van de Vereniging. De begrote kosten voor woon-werkverkeer bedragen EUR 8.200. Van de overige salariskosten van EUR 151.248 is, uitgaande van de percentages van het lopende jaar (2-013) als volgt: brutoloon ca. 118.372, vakantiegeld ca. 11.357, sociale lasten en werkgeversbijdragen ca. 21.199 en vaste vrijgestelde onkostenvergoedingen ca. 500. Dit is dus exclusief incidentele vergoedingen, die ook meestal materiele kosten zullen betreffen ten behoeve van een specifiek programma.

Vergoedingen bestuursleden

Zoals de statuten voorschrijven, ontvangen de bestuursleden als zodanig geen enkele bezoldiging of vergoeding, behalve een vergoeding voor de in de uitoefening van hun functie gemaakte kosten ten behoeve van de Vereniging. Van de ook in de statuten genoemde mogelijkheid tot het toekennen van een niet bovenmatig vacatiegeld wordt vooralsnog geen gebruik gemaakt, en ook voor 2014 is geen betaling van dergelijke vacatiegelden voorzien.

Toerekening kosten voor (externe) communicatie

Een letterlijke lezing van Richtlijn 650 kan tot de conclusie leiden dat alle kosten voor externe communicatie (zoals promotie en PR) moeten worden toegerekend aan 'kosten eigen fondsenwerving', tenzij aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. De communicatieuitingen zouden dan primair voorlichting tot doel moeten hebben (dus communicatie met als oogmerk bewustwording of een verandering in attitude of gedrag - anders dan het geven van geld) en het behalen van de voorlichtingsdoelen moet een van de statutaire doelstellingen zijn. Dit laatste is bij de Vereniging Wikimedia Nederland vooralsnog niet ondubbelzinnig het geval. Niettemin zijn in deze begroting de uitgaven voor een voorgestelde grote publiekscampagne niet volledig aan de kosten voor eigen fondsenwerving toegerekend. Wij menen dat het volledig toerekenen aan 'kosten eigen fondsenwerving' een te vertekend beeld geeft, nu het hoofddoel van de campagne niet gelegen is in het werven van fondsen maar in voorlichting over Wikipedia en de andere Wikimedia-projecten en/of aansporing aan het publiek om zelf mee te helpen. Het toenemen van donaties is in die zin slechts een (voor ons gunstig) neveneffect. Dit neveneffect is natuurlijk wel voorzienbaar, en ook is te verwachten dat op zijn minst een deel van de communicatie wel gewag zal maken van de afhankelijkheid van de Wikimedia-projecten van donaties, en van de mogelijkheid om te doneren. Het lijkt dan evenmin redelijk om helemaal geen kosten toe te rekenen aan eigen fondsenwerving. Richtlijn 650 stelt aan een verdeelsleutel voor dergelijke kosten wel de eis dat er een duidelijke en consistente systematiek aan ten grondslag ligt. Zo'n systematiek zou kunnen zijn om kosten voor die communicatieuitingen die concreet melding maken van de mogelijkheid om te doneren (zelfs als dat maar een klein deel van de tekst is) of van de afhankelijkheid van de Wikimedia-projecten van donaties, toe te rekenen aan de kosten eigen fondsenwerving; en de uitgaven daarvoor (zowel in euro's als in uren) gedurende het jaar bij te houden. De nu gehanteerde 50/50-verdeling is dan het streefpercentage, en in de jaarrekening zal dan op grond van deze zelfde systematiek worden gerapporteerd.

Percentages

Richtlijn 650 schrijft in de jaarverslaggeving het vermelden van twee percentages voor: de kosten voor eigen fondsenwerving gedeeld door de baten uit eigen fondsenwerving ('kostenpercentage'), en het percentage bestedingen aan de doelstelling ten opzichte van de totale uitgaven ('besteding aan doelstellingen'). Een eventueel toegekend bedrag vanuit de FDC-procedure werd vorig jaar niet als opbrengsten uit eigen fondsenwerving gezien. In de praktijk blijkt echter dat ook aanvragen van verenigingen met een aanzienlijke begroting en een 'track record' soms aanzienlijk worden gekort of zelfs worden afgekeurd en het is daarmee beslist geen gegarandeerde toekenning. Om die reden wordt dit jaar een FDC-bijdrage wel als inkomsten uit eigen fondsenwerving gerekend. De percentages worden dan:

Kostenpercentage:           9 %
Besteding doelstellingen:  68 %

Hierbij moet dan wel worden aangetekend dat de FDC-baten uiteindelijk ook grotendeels uit publieksbijdragen aan de WMF afkomstig zijn, waarvoor ook kosten worden gemaakt. Uit de laatste gepubliceerde en gecontroleerde jaarcijfers van de Wikimedia Foundation, die van 2011-2012 [1], kan een kostenpercentage worden afgeleid van 9% (kosten voor 'Fundraising' gedeeld door opbrengsten uit 'Donations and contributions').